In 2018 komt het kabinet Rutte III met een nieuwe Defensienota. Tijdens het ‘Symposium over De Defensienota: een nieuw perspectief voor de krijgsmacht’ in Nieuwspoort op 15 januari jl. greep de minister terug naar de Defensienota 1991. Die nota luidde het verval van de Nederlandse defensie in. Nu er weer meer geld beschikbaar komt, wil de minister structureel nadenken over de toekomst van onze krijgsmacht. Mogelijk wordt de Defensienota 2018 een keerpunt in positieve zin.
Deze Defensienota wordt eind eerste kwartaal aan de Kamer aangeboden. Voor het Ministerie van Defensie een enorme uitdaging. Beide bewindslieden willen zich breed oriënteren door met diverse partijen te spreken. Ik heb geen inzicht in alle sessies, maar wat ik uit de openbare informatie en het symposium heb opgetekend, nodigt uit tot reflectie.
Ook voor deze Defensienota geldt dat er financiële kaders aan ten grondslag liggen. De eerste cruciale component betreft het budget. Helaas is dit beperkt. Uiteindelijk komt er in deze kabinetsperiode ca. €1,5 miljard per jaar bij. Hiermee komt het percentage van het bnp voor defensie op 1,17%, het op twee na laagste van Europa. Het door de vorige minister Hennis gepropageerde Europese gemiddelde van 1,45% wordt niet gehaald, laat staan de NAVO-norm van 2%. Door de groeiende economie zal het percentage van 1,17% deze kabinetsperiode nog lager worden. Of het daarna beter wordt? Tijdens het symposium werd gepleit voor een kabinetsperiode overstijgend deltaplan voor defensie, waaraan alle politieke partijen zich verbinden: goed idee!
Een tweede cruciale component is personeel. Dit ziet er ook niet florissant uit. Er zijn al ca. 6000 vacatures en de tendens is stijgend. Wat we ook bedenken om de instroom te verhogen en de uitstroom te verkleinen, de demografische ontwikkelingen zullen ons parten blijven spelen. Er zijn gewoon te weinig geschikte jongeren om de krijgsmacht gevuld te houden. Beide ontwikkelingen zetten de Nederlandse ambitie voor een veelzijdige krijgsmacht onder druk.
Hoe nu verder? De cruciale vraag is wat voor krijgsmacht Nederland zou moeten hebben. Deze vraag kwam in het symposium helaas niet aan de orde. Laat ik een poging wagen.
Wat is het strategische belang van een krijgsmacht? Uitgangspunt is dat Nederland altijd in internationaal verband zijn krijgsmacht zal inzetten: NAVO, VN, Europees of een andere internationale coalitie. Nederland hoort bij de Europese top op economisch en handelsgebied en heeft derhalve grote internationale politieke en economische belangen. Politieke invloed in de wereld stoelt op economische en militaire macht, maar staat of valt met de bereidheid relevante militaire capaciteiten bij te dragen.
Een internationaal relevante krijgsmacht moet in staat zijn snel en robuust te kunnen optreden over grote afstanden hoog in het geweldspectrum – m.a.w. over een hoog ‘Power & Force Projection’ niveau beschikken. Dit dient zich te vertalen in een specifiek daarop ingerichte ‘soort krijgsmacht’. Daarvoor moet de huidige veelzijdige krijgsmacht worden getransformeerd naar een ‘Force Projection’ krijgsmacht, die in staat is bij aanvang van een conflict met cruciale militaire capaciteiten bij te dragen. Dit vergroot de Nederlandse invloed in het internationale politieke en diplomatieke proces.
Uitgangspunt hierbij is de Europese en NAVO-behoefte. Immers, als je vanuit politiek-strategisch belang de krijgsmacht wilt gebruiken, moet je iets leveren waar NAVO en EU-behoefte aan hebben. Dat geldt zeker als andere landen niet in die behoefte kunnen voorzien. Een ander belangrijk criterium is een personeels-extensieve krijgsmacht, geschikt personeel is schaars en wordt alleen maar schaarser. Het is geen geheim dat in Europa behoefte bestaat aan Special Forces (SOF), inclusief tactische mobiliteit en gevechtshelikopters, Intelligence, Surveillance and Reconnaissance systemen, luchttankercapaciteit, Missile Defense, 5e generatie jachtvliegtuigen, strategisch luchttransport, maritieme luchtcomponenten (vliegdekschepen met jachtvliegtuigen), onderdrukken van vijandelijke luchtverdediging, langeafstand-precisiebewapening, cyber capaciteit en de daarbij behorende Combat Support (CS) en Combat Service Support (CSS).
Op welke ‘Force Projection’-capaciteiten zou de Nederlandse krijgsmacht, gezien de historische ontwikkelingen, de huidige status, de genoemde tekorten in Europa en de personeelssituatie zich moeten concentreren? In een nutshell:
CZSK: acht fregatten uitgerust met kruisvluchtwapens, missile defence inclusief noodzakelijke C4ISR; de onderzeeboten worden niet vervangen; de overige capaciteiten worden gehandhaafd/gemoderniseerd.
CLAS: SOF (SOCOM KMarns: MARSOF-bat, Mariniers-brigade; CLAS: SOF-brigade, Luchtmobiele brigade); één MECH brigade (Tanks, Art, CS, CSS); vier PATRIOT FU’s; SHORAD en de 3e brigade worden afgestoten.
CLSK: 67 F-35’s; twee vluchten UAV’s; overige capaciteiten worden gehandhaafd/gemoderniseerd. Het spreekt voor zich dat voor alle capaciteiten voldoende CS en CSS beschikbaar moet zijn en dat offensieve en defensieve cyber noodzakelijk is. Een dergelijk ingerichte krijgsmacht is bruikbaar voor alle drie hoofdtaken.
Voor defensie dient zich een trendbreuk aan in Europa en Nederland, een kans om de Nederlandse krijgsmacht toekomstbestendig en relevant te maken, hopelijk wordt die kans gegrepen.
Drs. A.A.H. (Tom) de Bok
Commodore bd
Voorzitter Koninklijke Nederlandse Vereniging ‘Onze Luchtmacht’
Geef een reactie